Natuurinclusief bouwen: Dieren op het dak

Natuurinclusief bouwen: Dieren op het dak

Bron: dakweb.nl

Met het aanleggen van biodiverse daktuinen wordt het dak steeds aantrekkelijker voor dieren. Bijen en vlinders vinden de weg naar de hoog gelegen groene daken. In een natuurvriendelijke omgeving zien we graag een bijzondere vogel neerstrijken. Maar dan weer niet een vogel die door de dakbedekking heen pikt. Een beschermde diersoort op het dak, onder de pannen of in de gevel hoort bij natuurinclusief bouwen. De nieuwe biotoop is ook een plek waar minder gewenste dieren goed kunnen toeven. Op zoek naar een balans tussen gewenste en ongewenste dieren.

“Het wordt hier nooit de Veluwe”, vertelt Amsterdamse stadsecoloog Geert Timmermans. Maar er is volgens hem genoeg mogelijk in de stad om een fijne plek te creëren voor natuur en dier. “We krijgen nooit edelherten op de dam. Maar vossen, bevers, otters zouden in de stad kunnen leven.” “De natuur heeft geen smaak”, zegt hij “De natuur zegt niet: ‘Goh, dit is mooi’ of ‘dit is lelijk. Door dingen aan te leggen , te creëren, kun je de natuur uitnodigen”, Zo zullen er op een kleibodem andere soorten gewassen groeien dan op zandgrond.

Stadsecoloog en publicist Remco Daalder wijst er op dat met alle mooie plaatjes van stadsnatuur niet vergeten moet worden dat ook minder gewenste bezoekers als ratten en muizen houden van deze omgeving.

“Het zijn intelligente beesten, maar niet in mijn tuin! En dat geldt ook voor duiven bijvoorbeeld: liever niet op mijn balkon. Hoe houd je die ongewenste dieren er nu uit? Hoe houd je de leuke dieren en hoe weer je de ongewenste dieren? Want dat gaat ten koste van het draagvlak voor biodiversiteit.”

Niels de Zwarte, één van de schrijvers van het boek Stadsnatuur, geeft met een rode draad uit het boek aan waarin de vijf V’s als voorwaarden voor het ontwerpen van stadsnatuur van belang zijn: Variatie, Verbinding, Voedsel, Veiligheid en Voortplanting. “Je kunt spelen met deze elementen als je de aanwezigheid van soorten wil bevorderen of juist weren. Je kunt bij een soort waar je overlast van hebt bijvoorbeeld de V van voedsel verminderen of wegnemen.”

Scholekster op het dak
Beschermde dieren hebben een streepje voor. De scholekster behoort tot de vogels die steeds vaker het dak opzoeken om te broeden. In het jaar van de scholekster (2023) werden er naar schatting 30.000 tot 37.000 broedparen van de scholekster in Nederland geteld. Nog minder dan de helft van wat er in 2009 werd geteld (87.000-100.000). Ongeveer 20 procent daarvan broedt in stedelijk gebied. Dat was een toename ten opzichte van 2009. De jongenproductie in het boerenland en op kwelders en dijken langs de kust is al jaren te laag voor het in stand houden van de populatie. Op termijn kan de scholekster steeds meer een stadsvogel worden die in stedelijk gebied een duurzame populatie kan handhaven.

Met de factsheet Scholekster op het dak helpt de Vogelbescherming dakbezitters om de scholekster in de stad tot een grotere populatie te laten komen. De periode waarin de ekster op het dak te verwachten is, loopt van maart tot begin juni, waarin de nestfase aanbreekt. Van mei tot juli is de jongenfase. Scholeksters zijn nestvlieders. Ze hebben meteen al dons en gaan binnen een dag aan de wandel.

De factsheet geeft uitgebreide informatie en tips om het broeden op het dak een succes te maken waaronder:

  • Plaats schuilmogelijkheden, zoals kleine rioolbuizen, pallets of een ander afdakje op het dak. Dat geeft bescherming tegen hitte, regen en roofvogels, kraaien en meeuwen.
  • Dicht open regenpijpen en afvoeren af met een boldraadrooster of (kippen)gaas.
  • Plaats een ondiepe bak met water op het dak en vul deze geregeld bij. Zeker tijdens warme perioden.
  • Verhoog de dakrand of plaats een hekje van 20-30 cm. Dat zorgt dat jongen langer op het dak blijven.
  • Plan werkzaamheden buiten het broedseizoen.
  • Scholeksters broeden graag in grind. Een paar vierkante meter kan al genoeg zijn. Een groen dak is een andere optie. Combineren kan ook.

Vogelnestschaal
De vogelnestschaal van Wienerberger is voor stadsvogels een veilige nestplek. De schaal van gerecycled kunststof is een duurzame en praktische oplossing voor natuurinclusief bouwen. De vogelnestschaal is speciaal ontworpen voor gebruik in combinatie met de vogelnestpannen van Wienerberger. Deze dakpannen hebben een invliegopening en eronder biedt de schaal een veilige nestplek. Met een afmeting van 250 x 660 mm (breedte twee dakpannen) sluit het ontwerp van de schaal aan op de natuurlijke nestgewoonten van de huismus en gierzwaluw.

Nestvoorziening onder het pannendak
Een andere nestvoorziening in het hellende pannendak voor vogels en vleermuizen bestaat uit het toegankelijk maken van de onderste drie lagen van een pannendak, door het dakvoetprofiel te verplaatsen. Jip Louwe Kooijmans van Sovon (het kenniscentrum voor verspreiding en trends van in het wild levende vogels in Nederland), en Hans de Wit, kwaliteitscontroleur bij Heijmans beantwoorden voor Klimaatadaptief Bouwen met de Natuur (KAN) vragen over deze toepassing.

Hoe staat het met de brandveiligheid bij nesten onder de pannen?

Hans de Wit: “De kritische partijen zullen zeggen dat het aanbrengen van tondel (licht ontvlambaar materiaal dat dient voor het maken van vuur) geen handige zet is. Maar anderzijds: als we niets op de daken hebben liggen wat vuur of vonken kan veroorzaken, dan lijkt me dit niet zo’n probleem.”

Blokkeren de nesten de ventilatie onder de pannen?

De Wit: “Natuurlijk zullen de nesten een stukje de ventilatie verstoren, maar mijns inziens hebben we vaak maar met een beperkt aantal nesten te maken, dus dit zal over het algemeen niet zo’n probleem zijn.”

Beïnvloeden de nesten en de dieren de kwaliteit van de kapconstructie?

Jip Louwe Kooijmans: “Dat is vooral afhankelijk van de kwaliteit van de kapconstructie zelf en het onderhoud eraan.” De Wit: “Als wij géén beschermende maatregelen nemen tegen vogelpoten en snavels, dan zal het spinvlies (de waterdichte dampdoorlatende folie) zeker schade oplopen. Het spinvlies is de regenjas: als er een dakpan kapot is of er stuifsneeuw onder de dakpannen komt, dan zorgt dit spinvlies dat het water toch naar de dakgoot afgevoerd wordt. Als bescherming van het spinvlies hebben we ervaring opgedaan met gripgaas.”